Geschiedenis
Prehistorie
De eerste bewoners van Indonesië woonden op Java. Daar werd in 1891 de schedel gevonden van de Java-mens (homo erectus). Deze mensachtige, die gebruik maakte van vuur, liep al rechtop en leefde ongeveer 500.000 jaar geleden aan het begin van het Pleistoceen. De Java-mens is uitdrukkelijk niet de directe voorloper van de huidige Indonesische bevolking. In 1931 werden er schedels gevonden van een meer ontwikkelde mensensoort, de Solo-mens.
De eerste echte mensensoort die naar de Indonesische archipel migreerde was een Australoïde pygmeeënras, de zogenaamde negrito's, afkomstig van Nieuw-Guinea en de kleine Sunda-eilanden. Nog later, ca. 10.000-12.000 jaar v.Chr., leefde de Wajak-mens op Java, de eerste homo-sapiens, en de werkelijke voorvader van de huidige bevolking.
Oudheid
Rond de 2e eeuw n.Chr. landden de eerste Indiase kooplieden op Java, Sumatra en Sulawesi. Uit oude geschriften is duidelijk geworden dat Indiase geschiedschrijvers al ca. 600 v.Chr. melding maakten van Java. De invloed van deze Indiërs reikte ver, maar vooral de heersende klasse nam veel van deze mensen over, met name het hindoeïsme. Ook de vele leenwoorden die in de huidige Indonesische taal terug te vinden zijn, vormen een duidelijk bewijs van de sterke Indiase invloeden. In de 5e eeuw ontwikkelden zich op Java brahmaanse sekten die de hindoe-god Shiva vereerden.
In de 7e eeuw kwam het Sriwijaya-koninkrijk sterk opzetten in het zuiden van Sumatra, het handelsimperium dat Malakka en Sumatra en de scheepvaart van India naar China beheerste. Op Java, met name aan de kust, bloeiden rijke en machtige hindoe-Javaanse staten op, o.a. Kediri, Sailendra (boeddhistische bergvorsten) en Papajaran.
Het boeddhisme is ook als wijzigende factor in deze ontwikkeling niet te verwaarlozen: het kende geen rasvooroordelen en spreidde een sterke missionaire activiteit ten toon. De aanhangers van hindoeïsme en boeddhisme leefden overigens vreedzaam naast elkaar.
Tegen het einde van de 10e eeuw streden Java en Sumatra om de opperheerschappij. Door de veroveringen van Airlangga (tot 1042) werd een machtsevenwicht in de archipel bereikt: Java beheerste het oosten, Sumatra het westen. Sriwijaya was langzamerhand verzwakt, mede door een overval van de Zuid-Indische Cholas op Malakka en Sumatra. Het machtsevenwicht bleef tot de 13de eeuw bestaan.
Het Majapahit-tijdperk, de Gouden eeuw van Indonesië
In de 14e eeuw was Majapahit-rijk de belangrijkste staat van Indonesië, en was tevens het laatste Javaans-hindoeïstische koninkrijk. In de 15e en 16e eeuw zetten islamitische kooplieden voet aan wal en troffen met name op Sumatra en Java goed georganiseerde koninkrijken aan; op Borneo was dat veel minder het geval en op Sulawesi was dat nauwelijks het geval. Hoe sterk de invloed vanuit India is geweest blijkt wel uit het Indiase schrift dat op veel plaatsen gebruikt werd tot in de 20e eeuw.
Arabieren waren trouwens al in de 4e eeuw naar Indonesië gekomen om handel te drijven. In de 14e eeuw werden de activiteiten van de Arabische handelaren aanzienlijk uitgebreid richting Indonesië. Onvermijdelijk deed ook de islam geleidelijk zijn intrede op de eilandengroep, allereerst vanuit het noorden van Sumatra en daarna over Java. Over het algemeen kan men zeggen dat de islam het meeste succes had in die gebieden waar het hindoeïsme het minste de voet aan de grond gekregen had. Eind 15e eeuw werden de eerste twee belangrijke steden volledig islamitisch, Demak en Cirebon op Java.
Nog wat later was er van het hindoeïstische Majapahit-rijk niets meer over en vervangen door zo'n twintig islamitische koninkrijken die verspreid lagen over de hele archipel. Vaak bekeerden hindoeïstische prinsen tot de islam uit geldelijk gewin en de bevolking volgde dat voorbeeld zonder veel problemen. Zo had de islam in die tijd op allerlei gebied een grote invloed op de ontwikkeling van Indonesië.
De Portugese periode
De Portugese periode duurde niet erg lang, vanaf ongeveer 1511 (verovering van Malakka) tot ongeveer 1662. Zij waren het echter die de Europese beschaving en cultuur naar Indonesië brachten, o.a. het rooms-katholicisme en de Portugese taal, die in de 16e eeuw de handelstaal of 'lingua franca' van de archipel was. Opmerkelijk was wel dat de Portugezen zich volledig op de handel richten en op de verbreiding van het christendom, en niet zozeer op het veroveren van gebieden. Toch hadden zij niet zoveel invloed op de grote internationale handelswegen zoals later de Hollanders.
In 1570 vermoordden de Portugezen een sultan, om zo meer gunsten te krijgen van zijn opvolger. Het volk pikte dit echter niet en verjaagde de Portugezen van het eiland Ternate. Later zou blijken dat dit het begin van het einde was van de superioriteit van de Portugezen in Indonesië.
De grote invloed van de Portugezen uitte zich onder andere in de taal, de muziek, de invoer van tabak en het ontwerpen en bouwen van schepen.
In het begin van de 16de eeuw ontstond er tevens een nieuw islamitisch rijk in Aceh (Atjeh).
Indonesië onder de VOC en als kolonie van Nederland
Met de komst van de Hollanders in 1596 begon er een nieuw en ingrijpend hoofdstuk in de geschiedenis van Indonesië, een hoofdstuk dat meer dan drie eeuwen zou duren. Om de handel in dit gebied meer structuur te geven werd in 1602 de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht, die na enkele jaren de volledige controle over het eilandenrijk had. De Hollanders stelden een Indische regering aan onder een gouverneur-generaal en in 1619 maakte Jan Pieterszoon Coen van Jacatra de hoofdstad Batavia. Ook wist hij de Engelsen buiten de archipel te houden. In de achttiende eeuw werd langzamerhand de macht van de VOC steeds minder en wereldwijd overgenomen door de Engelsen. In 1798 werden alle bezittingen en lasten van de VOC door de staat overgenomen. De eens zo machtige VOC hield in december 1799 op te bestaan en op dat moment begon staatsrechtelijk gezien de koloniale periode van Nederlands Oost-Indië.
Om zich tegen andere Europese grootmachten te beschermen werden er overal op strategische plaatsen gefortificeerde 'factorijen' of handelsposten gesticht. Vanaf 1808 werd het gezag van de Hollanders versterkt onder gouverneur-generaal Daendels. Op een gegeven moment werden de Nederlanders ook steeds meer betrokken bij de interne aangelegenheden van de verschillende Indonesische staten. In 1830 werd het beruchte cultuurstelsel ingevoerd, waarbij bijna geheel Java in feite een door de staat bestuurd werkkamp werd. De boeren werden gedwongen om specifieke gewassen te verbouwen, met onder andere als gevolg een grote hongersnood in 1849-1850 in de rijststreek Cirebon.
De Engelsen waren vanaf begin 17e eeuw de grote concurrenten voor de VOC. Ondanks afspraken tussen de Engelse en Hollandse handelsmaatschappijen, botsten de verschillende partijen regelmatig op elkaar. Van 1811-1816 werd Java bezet door een Engels expeditieleger, en de 'kraton' van de sultan in Yogyakarta werd bestormd en verwoest. Stamford Raffles, afgezant van de Engelse Oost-Indische Compagnie en stichter van Singapore, werd tot gouverneur benoemd. In 1816 werden de meeste gebieden aan de Nederlanders teruggegeven (volgens de Londense Conventie van 1814), en in 1824 trokken de Engelsen zich volledig terug uit Indonesië.
Het Nederlandse koloniale bewind was gebaseerd op een raciale kastenstructuur en werd bestuurd via een uitgekiend ambtenarensysteem. Met slecht enkele tienduizenden ambtenaren werd het immense eilandenrijk voor die tijd efficiënt bestuurd.
Onvermijdelijk in een situatie van onderdrukking door een ander volk is de opkomst van nationalistische gevoelens. De eerste nationalisten waren aristocraten en intellectuelen, onder leiding van de zoon van een Javaanse sultan, Diponegoro. Na een incident werd er in 1825 een heilige guerrillaoorlog (1825-1830; Java-oorlog) ontketend waarbij ca. 15.000 Nederlanders en 250.000 Indonesiërs omkwamen. De meest Indonesiërs kwamen trouwens om door besmettelijke ziektes. Na de grondwetsherziening van 1848 in Nederland werd in 1854 het stelsel van gedwongen cultures weer afgeschaft.
Begin 1873 begon de Atjeh-oorlog, een chronische guerrilla-oorlog als gevolg van de plannen van de Nederlanders om het onafhankelijke Atjeh te annexeren. Pas in 1898, toen Van Heutz en Snouck Hurgronje werden benoemd tot respectievelijk militair gouverneur en adviseur voor Inlandse en Arabische Zaken, werd een begin gemaakt met de effectieve, vaak bloedige, bezetting van geheel Atjeh. Tot aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog werden er regelmatig aanslagen op Nederlanders gepleegd.
In 1905 werd het machtige Rusland verslagen door het kleine Japan en dat was goed nieuws voor de nationalisten. Toch was Nederland rond die tijd al bezig met de zogenaamde 'ethische politiek', met als doel het belang van de inheemse bevolking en haar opvoeding tot zelfstandigheid te bevorderen, vooral door beter onderwijs. Indonesië kwam echter in 1911 nog volledig in handen van de Nederlanders, hoewel ze meteen daarna alweer hun grip op het land begonnen te verliezen. Om dit tegen te gaan werden begaafde Indonesiërs naar Nederland gestuurd om een hoge opleiding te volgen. Het werkte echter averechts want deze nieuwe intellectuelen werden later de felste nationalisten en maakten de Nederlanders in feite overbodig. Gedurende de periode van de Eerste Wereldoorlog ontstonden er veel nationalistische organisaties, met name onder de Javaanse bevolking. In 1927 werd de Partai Nasionalis Indonesia (PNI) opgericht die openlijk onafhankelijkheid ('Merdeka') nastreefde en geïnspireerd werd door de Indiër Mahatma Gandhi.
Deze partij werd geleid door Soekarno, die zich door zijn optreden al snel tot een grote politieke persoonlijkheid ontwikkelde. Eerder waren in 1908 al opgericht de Boedi Oetomo ('Het schone streven'), en in 1912 de Sarekat Islam, een massabeweging op islamitische grondslag.
Door de wereldwijde economische crisis kwamen de Nederlanders en de Indonesiërs steeds meer tegenover elkaar te staan. De exploitatie van alle bodemschatten in Indonesië werd verhoogd en politieke concessies werden allemaal teruggedraaid.
Een zeer gewelddadig politieapparaat hield de Indonesiërs in toom en nationalistische leiders als Soekarno, Hatta en Sjahrir werden gearresteerd. Verder werden alle politieke partijen verboden en dit alles leidde natuurlijk tot een toenemende anti-Nederlandse stemming. De instelling van een Volksraad in 1918 was niet meer dan een nep-volksvertegenwoordiging. Zo werd in 1938 de Soetjardo-petitie afgewezen, die ertoe had moeten leiden dat Indonesië langs de weg van geleidelijkheid een zelfstandige plaats binnen het rijksverband zou krijgen.>
Tweede Wereldoorlog
In januari 1942 trokken Japanse troepen Borneo en Sulawesi binnen, gevolgd door een grote aanval op Sumatra. Op 27 februari werd Java veroverd, op 1 maart werd Batavia ingenomen en op 9 maart capituleerde het Nederlandse leger. De Nederlanders werden geïnterneerd in kampen, waar velen om het leven kwamen (naar schatting 13% van de 90.000 burgers en 23% van de 37.000 krijgsgevangenen), o.a. tal van gevangenen die aan de Birma-Siamspoorweg moesten werken.
De Japanners beloofden de Indonesische nationalisten en orthodoxe moslims op den duur onafhankelijkheid, maar al snel werd duidelijk dat het de bedoeling was om Indonesië definitief in het Japanse keizerrijk op te nemen, politiek en economisch was het geheel ondergeschikt aan Japan. De methoden die de Japanners gebruikten om dit te bereiken bleken uiteindelijk nog wreder dan onder de Nederlanders het geval was. Intussen verslechterde de economische situatie, vooral op het platteland, snel. Zo kwamen de grote landbouwondernemingen stil te liggen en de toestand werd nog verergerd door de vordering van rijst voor de Japanse troepen en het ronselen van arbeidskrachten, de 'romusha's'.
Belangrijk voor de nationalisten was dat Sukarno door de Japanners werd aangesteld als gouverneur en daardoor de mogelijkheid kreeg om de Indonesische bevolking op een slimme manier te ontwikkelen. Zo werd de taal het Bahasa Indonesia, een groot symbool van nationale identiteit en werd de door de Japanners opgericht gewapende landstorm na de oorlog omgevormd tot een revolutionaire militie, die tegen de Nederlanders vocht.
Toen de Japanners dan ook de eerste verliezen leden, kwam de macht steeds meer in handen van de Indonesiërs te liggen.
Indonesië wordt onafhankelijk
Op 15 augustus gaf Japan zich over aan de geallieerden en twee dagen later riepen Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uit en was de Republik Indonesia een feit. De teruggekeerde Nederlanders probeerden meteen hun bewind te herstellen, maar stuitten op zeer heftige tegenstand, vooral op Java en Sumatra. De Nederlanders hadden in eerste instantie meer last van bendes jongeren dan van het reguliere leger. Internationaal kregen de Indonesiërs aanvankelijk weinig steun in hun strijd tegen de Nederlanders.
Op 21 juli 1947 begon Nederland zijn eerste politionele actie, die door toedoen van de Verenigde Naties op 5 augustus werd gestaakt. Binnen de republiek gistte het tussen allerlei groeperingen, wat uiteindelijk resulteerde in een opstand tegen de pro-Nederlandse regering, geleid door de communistische partij PKI.
In 1948 kwam er een ultraconservatieve regering in Nederland aan de macht, die besloot om in december van dat jaar Yogyakarta te bombarderen en te bezetten door Nederlandse parachutisten. Deze tweede politionele actie mislukte echter volkomen. Soekarno en veel leden van zijn revolutionaire kabinet werden gevangen genomen, maar de Nederlanders ondervonden zeer veel tegenstand van de republikeinse Indonesiërs. De term 'merdeka', wat vrijheid betekent, lag in die tijd op ieders lip.
Nadat de wereldopinie en ook de Verenigde Naties zich steeds meer achter de Indonesiërs opstelden was het snel gedaan met de Nederlandse bezetting van Indonesië. In 1948 besloot het Amerikaanse Congres om de Marshall-steun op te schorten en op 27 december 1949 droeg Nederland de soevereiniteit over aan een vrij en onafhankelijk Indonesië. Aanvankelijk werden Nederland en Indonesië nog in een unie geperst, die echter al op 17 augustus opgeheven werd. Alleen in de Zuid-Molukken, waar in april 1950 een onafhankelijke republiek was uitgeroepen, werd tegen deze ontwikkeling gewapend verzet geboden, vooral door voormalige KNIL-militairen.
Na de onafhankelijkheid
Op 16 december 1949 werd Sukarno door het Huis van Afgevaardigden en de Senaat gekozen tot president van de nieuwe federale staat Indonesië. In september 1950 trad Indonesië toe als lidstaat van de Verenigde Naties. Het leger, de PKI en Soekarno werden de voornaamste machtscentra. In deze constellatie van groeiend nationalisme en voortschrijdende inflatie zegde Indonesië in 1956 wegens het Nieuw-Guinea-geschil de Unie met Nederland op.
De beginjaren van de jonge staat waren echter verre van gemakkelijk. Kabinetten kwamen en gingen in snel tempo en in 1955 waren er 169 politieke partijen die in de slag gingen voor 257 zetels in het parlement. Sukarno zag het met lede ogen aan en besloot in te grijpen. Hij koos voor de zogenaamde 'geleide democratie' en installeerde een Nationale Raad, die bestond uit door hem zelf gekozen leden. Ook de traditionele 'mufakat' werd ingevoerd, wat betekende besluitvorming door overeenstemming. Politieke partijen en wetgevende instantie werden in dit systeem buitenspel gezet en zelfs ontbonden. Ook kwam er een einde aan de persvrijheid.
Dit alles werd vanuit Java aan de aan de andere eilanden opgelegd , waardoor deze zich verwaarloosd voelden en uiteindelijk in opstand kwamen. In februari 1959 brak er een opstand uit op Sumatra en Noord-Celebes. Geeist werd meer zelfbeschikkingsrecht door de moslim-georiënteerde eilanden. De opstand werd binnen enkele maanden door troepen van Soekarno neergeslagen.
In 1962 wilde Soekarno eindelijk West-Nieuw-Guinea innemen en ook de Verenigde Staten oefende sterke druk uit op Nederland om het eiland op te geven. In datzelfde jaar droeg Nederland het grondgebied over aan de Verenigde Naties, die het op haar beurt in 1963 overdroeg aan Indonesië. Men eiste wel dat er binnen vijf jaar vrije verkiezingen moesten worden uitgeschreven. In 1969 kwamen alle partijen overeen dat West-Nieuw-Guinea zou integreren met de Republiek Indonesië.
Eind jaren vijftig was Indonesië steeds meer verworden tot een dictatuur en begin jaren zestig stapte het land uit de Verenigde Naties en werd fel anti-westers en militant. Soekarno stelde Indonesië op een lijn met het eveneens anti-imperialistische China. Soekarno was zo handig geweest om alle verschillende bevolkingsgroepen en ideologieën samen te smeden tot een geheel. Zelfverheerlijking was daarbij niet vreemd en dat uitte zich in de aanleg van prestigieuze stadions en andere bouwwerken, en beeldhouwwerken die sterk deden denken aan de Sovjet-stijl. Aan de andere kant steeg de inflatie gigantisch, liep de nationale schuld steil omhoog en lagen verschillende groeperingen als militairen, moslims en communisten klaar om de fakkel over te nemen, desnoods via een staatsgreep. Er vormde zich ook een scherpe tegenstelling tussen de militaire top en de Indonesische Communistische Partij (PKI).
Staatsgreep
In de nacht van 30 september 1965 werden er zes generaals ontvoerd en vermoord. Soeharto, een tot dan toe onbekende generaal, zette een reserve-eenheid, de KOSTRAD, in om de 'communistische samenzweerders' een lesje te leren. Uiteindelijk liep deze situatie uit op een politiek bloedbad waarbij ca. een half miljoen mensen in koelen bloede vermoord werden. Op dat moment werd de communistische partij ontbonden en nam het leger de touwtjes in handen.
President werd in 1967 Soeharto, die zijn machtsbasis vond in het leger. Indonesië kreeg van alle kanten financiële hulp, vooral van Nederland en de Verenigde Staten. Hierdoor werd het land economisch steeds afhankelijker van het Westen. Binnenlands was het volk zeer ontevreden over de corruptie en de ontwikkeling van de economie en het Soeharto-bewind probeerde met sterk repressieve maatregelen de orde te handhaven. In 1969 sloot Westelijk-Nieuw-Guinea zich definitief aan bij Indonesië en verder vond er een politieke reorganisatie plaats, in die zin dat een aantal groeperingen fuseerden, en als Sekber Golkar verder ging. Deze partij werd sterk gesteund door de overheid en won dan ook ruimschoots de algemene verkiezingen van 1971.
In 1975 verlieten de Portugese troepen Oost-Timor en probeerde de bevrijdingsbeweging FRETILIN de macht overnemen. Soeharto greep echter hard in en op 17 juli werd Oost-Timor eenzijdig, onder protest van de Verenigde Naties, als 27e provincie bij Indonesië ingelijfd.
De verkiezingen van 1982 en 1987 werden weer gewonnen door de Golkar-partij, ondanks ontevredenheid en sociale onrust onder de bevolking.
In 1984 kwamen een aantal islamitische groeperingen in opstand tegen de inperking van hun vrijheden. Er vielen achttien doden, gevolgd door bomaanslagen op Chinese bedrijven en banken.
In de loop van 1990 werd bekend dat de regering een politiek van 'openheid' wilde gaan voeren. Dit uitte zich in meer persvrijheid en een toenadering van Soeharto tot de islam. Opmerkelijk was ook dat in 1991 het leger tientallen demonstranten doodde, en dat Soeharto het leger verantwoordelijk stelde. De jaren 1991 en 1992 stonden ook in het teken van spanningen in Atjeh, met als gevolg duizenden doden. In maart 1993 werd Soeharto voor de zes achtereenvolgende keer tot president gekozen. Hij moest wel generaal Soetrino, de kandidaat van het leger, als vice-president accepteren.
Halverwege de jaren negentig groeide de economie fors, maar de kloof tussen arm en rijk werd steeds groter. Dit had grote sociale spanningen tot gevolg, die nog versterkt werd door een oplopend werkloosheidscijfer en vele corruptieschandalen.
In 1996 werden enkele nieuwe oppositiepartijen verboden en de leider van de Democratische Partij, Megawati Soekarnoputri, ten val gebracht. De algemene verkiezingen van mei 1997 werden weer gewonnen door de Golkar-partij, ondanks en golf van politiek geweld. Alleen de islamitische PPP wist haar aanhang te vergroten en behaalde 23% van de stemmen.
De val van Soeharto
In maart 1998 werd Soeharto voor de zevende maal tot president herkozen, waarbij hij zijn dochter en een aantal vertrouwelingen op cruciale posten benoemde, ondanks toenemende protesten tegen deze gang van zaken. Ook de economische crisis waarin het land verkeerde, de prijsstijgingen en misoogsten zorgden van een zeer gespannen sfeer. Demonstraties van studenten die ijverden voor hervormingen en het aftreden van Soeharto eisten, werden steeds massaler en ontvingen de steun van verschillende groepen uit het leger en de samenleving. Amien Rais, de leider van de islamitische partij Muhammadiyah, liet zich hierbij nadrukkelijk gelden, terwijl Megawati Soekarnoputri, de leidster van de PDI, rustig afwachtte.
Begin mei 1998 ontstonden in diverse steden hevige rellen, en vooral etnische Chinezen moesten het ontgelden; zo'n honderd Chinese vrouwen werden verkracht en in totaal vielen er 1200 doden.
Op 18 mei riep de voorzitter van het Volkscongres en de Golkar de president op om af te treden. Soeharto probeerde nog een nationaal comité in te stellen, maar de belangrijke religieuze leiders en veel ministers weigerden hierin zitting te nemen. In het nauw gedreven besloot waarop Soeharto toen om terug te treden. Vice-president Habibie werd daarna beëdigd als president en in het nieuw samengestelde kabinet verdwenen iedereen die tot de clan van Soeharto behoorde.
Periode Habibie
Het IMF bleek vertrouwen in Habibie te hebben steunde Indonesië met 42 miljard dollar in maandelijkse tranches van 1 miljard. Hierop herstelde de koers van de roepia zich.
Onder het nieuwe bewind ontstond er een grotere mate van persvrijheid, waardoor wandaden van het leger in Oost-Timor, Atjeh en Irian Jaya bekend werden. Ook de corruptie en de zelfverrijking van Soeharto werden breeduit in de openbaarheid gebracht, maar toch bleven studenten om vergaande hervormingen eisen. Niet alleen Soeharto zou zich moeten verantwoorden volgens de studenten, maar ook het Volkscongres dat immers nog door Soeharto was benoemd. Tegen de studenten werd hard opgetreden en alleen al in Jakarta vielen veertien doden.
Na het verdwijnen van Soeharto bleef het toch nog onrustig in Indonesië. Begin 1999 braken ernstige onlusten uit in de Molukken en op Borneo, waarbij honderden slachtoffers vielen.
In januari 1999 kondigde president Habibie tegen de zin van de militairen een referendum over de toekomst van Oost-Timor aan. Het Oost-Timorese verzet ging hiermee akkoord omdat het dacht dat de bevolking voor onafhankelijkheid zou kiezen. Met name krachten in het leger wilden Oost-Timor niet loslaten, en rekruteerden milities die de bevolking moesten intimideren zodat ze voor autonomie binnen Indonesië zou kiezen. Toch koos een grote meerderheid van 78,5% voor onafhankelijkheid. Toen de uitslag op 4 september bekend werd gemaakt, gingen de milities met hulp van het leger over tot de tactiek van de verschroeide aarde, waardoor ca. 200.000 mensen voornamelijk naar West-Timor werden verdreven. Hierop zette Verenigde Naties het land zo onder druk dat de Indonesische regering de komst van VN-militairen toeliet. De gevangen leider van het Oost-Timorese verzet, Gusmao, werd in september vrijgelaten en keerde begin november 1999 terug naar Oost-Timor dat voorlopig onder toezicht van de VN bleef.
Periode Wahid
Begin juni 1999 vonden verkiezingen plaats. Megawati's hervormingsgezinde PDI-P werd de grootste partij, maar behaalde op grond van nieuwe kieswetten te weinig zetels (153) om een presidentschap af te kunnen dwingen. Habibie's Golkar werd tweede maar kreeg dankzij dezelfde regels meer zetels (120) in het nieuwe parlement. Twee andere hervormingsgezinde partijen, Abdurrahman Wahids PKB en Amien Rais' PAN, behaalden respectievelijk 11% en een teleurstellende 7% van de zetels.
Er ontstond een scherpe tegenstelling tussen het kamp van Megawati enerzijds en dat van Habibie's Golkar gesteund door enkele islamitische partijen anderzijds. Teneinde deze polarisatie te doorbreken werd de bijna blinde Abdurrahman Wahid (door het volk Gus Dur genoemd) door Amien Rais als derde kandidaat voor het presidentschap naar voren geschoven. Het leger steunde dit voorstel waarop Wahid tot president werd verkozen en Megawati op aandringen van Wahid tot vice-president gekozen.
Wahids' korte regeringsperiode werd verder gekenmerkt door voortdurende ruzies tussen de verschillende politieke facties, een teruglopende economie en bloedige etnische conflicten, met name in Atjeh, Irian Jaya en op de Molukken. Toen hij ook nog beschuldigd werd van incompetentie en corruptie, was het snel gebeurd met Wahid.
Periode Megawati
Op 23 juli 2001 werd hij door het parlement weggestemd en opgevolgd door vice-president Megawati, de dochter van ex-president Soekarno. Hamzah Haz werd tot vice-president gekozen.
Ook onder het bewind van Megawati braken er regelmatig bloedige etnische en religieuze conflicten uit. Tegen acties van afscheidingsbewegingen in Atjeh en Irian Jaya werd door het leger hard opgetreden. Er vielen duizenden doden, maar Megawati wilde persé het Indonesië van haar vader bij elkaar houden.
Begin 2002 verkeerde de economie van Indonesië nog steeds in een crisis en nam de armoede nog steeds toe. Op 12 oktober van dat jaar werd Indonesië getroffen door een zeer gewelddadige extremistische aanslag op Bali. Honderden doden, waaronder veel Australiërs, waren het gevolg.
Periode Yudhonyo
Begin oktober 2004 werd Susilo Bambang Yudhoyono officieel uitgeroepen tot winnaar van de presidentsverkiezingen. De voormalige generaal versloeg bij de eerste directe verkiezingen van het staatshoofd in Indonesië de zittende president Megawati Soekarnoputri. Yudhoyono kreeg 60,6% van de stemmen; Megawati kwam niet verder dan 39,4%.
Op tweede kerstdag in 2004 werden veel landen in het zuiden van Azië getroffen door een enorme natuurramp, waaronder Indonesië.
Er deed zich een zeebeving voor die een kracht van 9,0 op de schaal van Richter had. Het epicentrum van de beving lag voor de westkust van Sumatra, ter hoogte van de provincie Atjeh, die zeer zwaar getroffen werd.
De beving veroorzaakte een muur van water die over de kust van Sumatra sloeg. De golven van deze zogenaamde tsunami bereikten op sommige plaatsen een hoogte van tien meter. In totaal vielen er meer dan 140.000 doden, waaronder alleen al meer dan 95.000 op Sumatra.
In december 2006 worden de eerste directe verkiezingen gehouden in Atjeh na het vredesakkoord met de rebellen. Voormalig rebellenleider Irwandi Yusuf wordt de nieuwe gouverneur. Voormalig president Souharto overlijdt in januari 2008. In juli 2008 verschijnt het eindrapport van de waarheidsvindingcommissie van Indonesië en oost Timo, waarin Indonesië gevraag wordt zijn verontschuldigingen aan te bieden voor de gewelddadigheden bij de strijd om de onafhankelijkheid van oost Timo. President Yudhoyono spreekt zijn diepe spijt uit maar echte verontschuldigingen blijven achterwege. Bij de parlementsverkiezingen van mei 2009 wint de partij van Yudhoyono stemmen, in juli 2009 wint hij ook de presidentsverkiezingen. De moslimgeestelijke Abu Bakar Bashir is in augustus 2010 opgepakt. Bashir staat bekend als de leider van de terreurgroep Jemaah Islamiah, die banden heeft met al-Qaida en achter de aanslagen op Bali in 2002 zat. Daarbij kwamen ruim 200 mensen om het leven, voornamelijk toeristen uit Australië. In 2011 biedt de Nederlandse regering excuses aan vanwege de slachting in Rawagade tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. In 2013 worden de excuses herhaald in meer algemene zin. Bij de verkiezingen van april 2014 worden de De PDI-P en Golkar de grootste partijen. In juli 2014 zijn de presidentsverkiezingen gepland. De strijd gaat tussen Joko Widodo, de gouverneur van Jakarta en ex-generaal Prabowo Subianto. Op 22 juli verklaart de kiesraad dat Joko Widodo de nieuwe president is geworden.
naar het begin van de pagina
Klimaat
Het klimaat van Indonesië
Indonesië heeft een tropisch klimaat met slechts twee seizoenen. Het droge seizoen is tussen april en oktober en het natte seizoen tussen november en maart. In december en januari valt de meeste regen. De hoeveelheid regen varieert van eiland tot eiland, afhankelijk van de geografische ligging en hoogte. Op Java en Bali is de droge tijd van mei tot en met oktober. In de berggebieden valt aanzienlijk meer regen dan in de laagvlakten. In Indonesië heeft regen een andere betekenis dan in Nederland: in combinatie met de hoge gemiddelde temperatuur kan een regenbui verfrissend werken. De wegen zijn minder stoffig en bloemen en planten lijken extra tot leven te komen. De gemiddelde temperatuur op zeeniveau in heel Indonesië is circa 30 graden Celsius. In de bergen is de temperatuur per 200 m stijging ongeveer één graad lager. Daardoor hebben hooggelegen steden een koel, aangenaam klimaat.
Indonesië ligt vrijwel rond de evenaar in het zuidoosten Azië en is vrijwel geheel tropisch. Op de hoogste plekjes van de berggebieden op Papoea en Borneo na hebben vrijwel alle grote eilanden een tropisch regenwoudklimaat. De kleinere eilanden ten oosten van Java en sommige delen van Java zelf hebben een tropisch moessonklimaat. Dat is omdat deze regio's een duidelijker onderscheid hebben in een nat en een droger seizoen waarbij de droogste maand wat betreft hoeveelheid neerslag onder de 60 millimeter gemiddeld per maand blijft steken.
Bergen & vulkanen
Kenmerkend voor Indonesië zijn de vele vulkanen en bergen waardoor er op sommige eilanden enorme hoogteverschillen voorkomen. Op Papoea vind je de berg Puncak Jaya die met een hoogte van 4884 meter het hoogste punt in de regio is en één van de weinige plekken rond de evenaar is waar zelfs sneeuw en ijs te vinden is. De totale gletsjeroppervlakte is de afgelopen decennia wel afgenomen. Op de lijst van de 100 hoogste bergtoppen ter wereld staan er in totaal maar liefst 10 uit Indonesië in de lijst. Puncak Jaya is de nummer negen in deze lijst. Het bergachtige landschap heeft een duidelijk invloed op het klimaat van Indonesië. Op de hoogste pieken is het allereerst koeler dan in de laagst gelegen gebieden. Op de hoogste pieken van Papoea (het voormalige Irian Jaya) komt zelfs eeuwige sneeuw voor.
Voor de rest van Indonesië bepaalt de ligging en het seizoen waar en hoeveel regen er valt. De loefzijde van een berg is de zijde waar de wind inkomt. Bij een passaatwind uit noordoostelijke richting is de loefzijde de noordoostelijke kant van de berg. Bij een zuidoostpassaat komt de wind vrijwel continu uit zuidoostelijke richting waardoor de zuidoostelijke kant van de bergen de loefzijde wordt. De loefzijde van een berg vangt vrijwel altijd meer neerslag dan de lijzijde. Dit komt onder andere door stijgingsregens en het feit dat langere ketens van bergen regendepressies als het ware tegen kunnen houden. De depressies regenen als het ware leeg tegen de bergwand aan waardoor men aan de lijzijde van de berg aanzienlijk minder regen krijgt.
Regenseizoenen
Aan regen geen gebrek in Indonesië. Gemiddeld valt er 1500 tot 2500 millimeter regen per jaar, maar sommige delen van Indonesië zijn aanzienlijk natter. Vooral de bergen op Irian Jaya (Papoea) krijgen aan de loefzijde veel meer regen te verwerken en ook op de andere eilanden zijn het vooral de oostelijke en noordoostelijke hellingen die redelijk wat regen te verwerken krijgen. Indonesië kent een regenseizoen (moesson) die in september (westen) of oktober begint. Deze regenperiode waarin redelijk grote hoeveelheden neerslag kunnen vallen houdt gemiddeld aan tot en met maart. Vanaf april wordt het droger in vrijwel geheel Indonesië. Dit is het moment dat de noordoostpassaat draait en overgaat in passaatwinden die uit zuidoostelijke richting komen. Tijdens de drogere periode krijgt het noorden van Indonesië nog wel te maken met een kleine regenperiode in de maanden juni en juli. Augustus en september zijn aanzienlijk droger, vooral in het zuiden als een zuidoostelijke stroming vanuit Australië droge lucht aanvoert. In oktober gaat de zuidoostpassaat weer over in een noordoostpassaat waarbij de hoeveelheid neerslag flink toeneemt. De meeste regen valt in de vorm van (fikse) buien, die vaak gepaard gaan met onweer. De eilanden Borneo, Java en Sumatra zijn op jaarbasis goed voor maar liefst zo'n honderd dagen met onweer per jaar.
Orkanen
Door de ligging rond de evenaar valt het grootste deel van Indonesië net buiten de aanvoerroute van orkanen, die hier overigens cyclonen genoemd worden. Een zeer groot deel van Indonesië ligt een redelijk deel van het jaar binnen de Intertropische ConvergentieZone (de ITCZ). Dit is het gebied waar de cyclonen (orkanen) ontstaan op het moment dat de zeewatertemperatuur naar ongeveer 27 graden gestegen is. Deze zone is geen vast gebied maar verschuift gedurende het jaar. De kans dat Indonesië zelf getroffen wordt door een orkaan is vrij klein. De meeste orkanen vinden hun pad net ten zuiden van Indonesië en trekken via Australië naar de Indische Oceaan. De grootste kans om in Indonesië te maken te krijgen met een orkaan is op de eilanden Timor, Roti, Sumba en Papoea. Op de grote eilanden Borneo, Celebes, Java en Sumatra is de kans dat er een orkaan overtrekt vrijwel nihil. Wel kan er flinke overlast zijn door regen en wind die door actieve fronten in de regio aangevoerd wordt.
Warmte
Indonesië is een warm land waar met uitzondering van de hoogst gelegen gebieden vrijwel continu tropische temperaturen gemeten worden van zo'n 29 tot 33 graden overdag en 's nachts ongeveer 23 graden. In het temperatuurverloop zit over het hele jaar weinig variatie. Tijdens onze winter is het zuiden van Indonesië iets warmer dan het noorden; halverwege het jaar is dit juist omgedraaid. Extreme warmte blijft in Indonesië beperkt tot maximaal 37-38 graden. In combinatie met een hoge relatieve luchtvochtigheid voelt dit zeer benauwd en drukkend aan en loopt de gevoelstemperatuur op naar ruim boven de veertig graden.
UV-straling
De kracht van de zon is in Indonesië groot. In het noorden, dat rond of net iets onder de evenaar ligt, is er vrijwel het hele jaar de hoogst mogelijk zonkracht van 11 van toepassing. In juni en juli kan de zonkracht in de zuidelijke helft van Indonesië iets lager liggen. Dit is voor al op momenten dat het flink bewolkt is. Voor alle huidtypes geldt dat smeren met een zonnebrandcrème met hoge factor noodzakelijk is om de risico's op verbranding of erger te voorkomen.
naar het begin van de pagina
Cultuur
De cultuurverschillen tussen Europeanen en Indonesiërs zijn zo groot dat je er een heel boek aan zou kunnen wijden. Hieronder zijn een paar punten uitgepikt, die van direct en dagelijks belang zijn bij je omgang met de bewoners.
Omgangsvormen
Indonesiërs zijn bijzonder vriendelijk en open. Waar je ook komt, je zult dikwijls door kinderen en zelfs volwassenen worden begroet met 'Hello mister' (ook als je een vrouw bent). Wat belangrijk is: word nooit kwaad, blijf rustig en verlies je gevoel voor humor niet. Het tonen van kwaadheid wordt door Indonesiërs opgevat als een verwerpelijk teken van zwakte. Een glimlach is je sterkste wapen. Strijk nooit iemand tegen de haren in en bekritiseer ook nooit iemand in het bijzijn van anderen. Indonesiërs zijn bijzonder gevoelig voor gezichtsverlies. Slecht nieuws of ongenoegen moet onder vier ogen worden overgebracht.
Afspraken
Wij komen uit een uiterst jachtige cultuur waar tijd geld is en afspraken punctueel dienen te worden nagekomen, omdat anders het schema van de rest van de dag in duigen valt. Indonesiërs hebben daar niet zo'n last van. Niet dat ze persé te laat komen, het kan ook zijn dat ze toch niets te doen hadden en een uur te vroeg komen. Indonesiërs leven meer in het 'hier en nu', maken zich minder druk over de toekomst en hebben veel meer geduld. Een veel gehoorde uitspraak zegt genoeg; jam karet ofwel rubberen tijd!
Handen en voeten
Indonesiërs gebruiken geen toiletpapier maar vegen zich af met water uit een fles, waarbij ze hun linkerhand gebruiken. Dit verklaart waarom je nooit iets met de linkerhand aangeeft of aanneemt en waarom je niet met de linkerhand eet. Die is immers onrein. Raak ook nooit iemands hoofd aan (ook niet dat van kinderen). Naar iemand wijzen wordt ook als onbeleefd beschouwd. Als je iemand wenkt, doe dat dan met een neerwaartse zwaai van de hele hand. Leg je voeten niet op tafel en doe je schoenen uit voordat je een woning, moskee en soms zelfs een museum binnengaat. In zittende houding behoor je je voeten weg te stoppen. Sla niet de benen over elkaar terwijl de zool of punt van de voet naar een ander is gericht.
Lichamelijk contact
Hoewel Indonesiërs afwijzend staan tegen openbare blijken van genegenheid tussen een man en een vrouw, aarzelen ze niet om een volkomen onbekende tijdens een gesprek aan te raken. Probeer hier niet al te overgevoelig voor te zijn.
Kleding
Indonesiërs kleden zich graag formeel voor bepaalde gebeurtenissen. Ze beoordelen een medemens grotendeels op het uiterlijk. Keurige kleding suggereert zorgeloze welvaart. Een ongewassen haardos, transpiratiegeur en (ongewassen) sjofele kleding maken het gezichtsverlies totaal. Een korte broek is in huiselijke kring en aan het strand geen probleem. Maar in het openbaar wordt het dragen van shorts als niet netjes gezien.
Moskee- of tempelbezoek
Wanneer je een moskee of tempel bezoekt, let dan op aanwijzingen of je je schoenen uit moet trekken. Toon respect, kleed je netjes en gedraag je rustig. Loop niet voor biddende mensen langs, informeer of je mag fotograferen en als er een ceremonie plaatsvindt, zorg dan dat je die niet verstoort. Bij het bezoek aan een Balinese tempel moet je meestal een tempelsjerp om je middel dragen (vaak ter plaatse verkrijgbaar).
Mandiën
Het Indonesische baden (mandiën) gaat wel even anders dan in Nederland en België. Vaak zul je de traditionele mandibak aantreffen. Het is niet de bedoeling dat je ín de grote bak water in de badkamer gaat zitten. Met een klein emmertje schep je water uit de bak en gooit dat over je heen.
Nieuwsgierigheid
Indonesiërs zijn gastvrije mensen, het kost geen enkele moeite om met een vreemde aan de praat te raken. Het stellen van allerlei persoonlijke vragen over leeftijd, salaris, religie en andere privé-aangelegenheden is in Indonesië de gewoonste zaak van de wereld. Zeker in gebieden waar weinig buitenlanders komen, heb je de kans op een oploopje als je verschijnt. De mensen willen van alles van je weten, en zullen misschien zelfs aan je haar voelen om te kijken of het echt is. Andere Indonesiërs zullen naar je toe komen voor een praatje, gewoon even om hun Engels te oefenen.
Onderhandelen
Onderhandelen is een algemeen verschijnsel in Indonesië. Je wordt verwacht te onderhandelen op de markt en in toeristenwinkels, in taxi's zonder meter en fietstaxi's (becak). Wie de hele dag een becak nodig heeft, kan beter een dagprijs afspreken. In lokale bussen die vaste routes rijden hoef je niet te onderhandelen. De prijs voor het eten in restaurants staat meestal vast (harga pas). Vooral voor de aankoop van dure souvenirs zul je de tijd moeten nemen, een indicatie-openingsprijs is een derde van wat de verkoper zegt. Dat geldt overigens niet voor goud, zilver en edelstenen, omdat de marges daarop veel kleiner zijn. Onderhandelen is overigens een sociale bezigheid en niet een zaak van leven of dood! Blijf goedgehumeurd. "Boleh tawar?" ("Mag ik afdingen?")
Bedelen
Je zult in grote steden ongetwijfeld worden aangeklampt door bedelaars. Ze vragen om geld, zeep of pennen. Soms om snoep. Enkele bedelaars noemen meteen het bedrag dat van je verlangd wordt. Door hen geld te geven los je hun problemen allerminst op. Eerder worden ze op deze manier afhankelijk van dit soort inkomsten. In de grote steden zijn moeders met kinderen op pad. Soms liggen ze op straat en zien er minder prettig uit. Bedenk: de kinderen zijn vaak 'geleend', waarbij vooral het verblijf met twee of drie baby's in een portiek tot de methoden behoort. Een aantal bedelaars is uiterst bedreven met schmink: verwondingen en littekens wassen ze er 's avonds weer af. Shoestring houdt er de regel op na kinderen nooit geld te geven, hooguit fruit of iets anders te eten. Als kinderen op deze manier veel geld binnenbrengen, sturen hun ouders ze niet meer naar school. Het is geaccepteerd om aan oude of invalide mensen te geven. Maar de werkelijkheid achter elke bedelaar is heel verschillend. Een enkeling bedelt inderdaad voor zijn of haar eten, maar de meeste worden gedwongen om hun plekje in een huis te betalen door deze activiteit. Daarnaast zijn er in de grote steden steeds meer verslaafden aan alcohol en drugs. Het beste kun je geld geven aan een gerenommeerde charitatieve instelling.
Dans en drama
Overal in Indonesië kom je in aanraking met dans, de kunst van het verhalen vertellen en theater in vele genres. Dansers, sjamanen, toneelspelers, wajangpoppenspelers, verhalenvertellers, dichters en gamelanmuzikanten vervullen een belangrijke rol bij het vermaken, raad geven en onderwijzen van hun medeburgers in de tradities van hun gemeenschap. Er wordt gedanst om ziekte uit te bannen, boze geesten af te weren, overwinningen te vieren, bij overgangsriten ter gelegenheid van geboorten, begrafenissen, huwelijken en puberteit en bij jaarlijkse evenementen die met de landbouw te maken hebben, zoals zaaien en oogsten. Soms worden de dansen uitgevoerd door een selecte groep, maar vaak doet de hele gemeenschap mee. De begeleiding bestaat uit zang en muziek van bamboe klankbuizen (angklung), fluiten of een orkest. Tijdens sommige dansen raken de dansers in trance. De bekendste van deze trancedansen is de Balinese barong. Deze dans verbeeldt de strijd tussen de tegengestelde krachten van goed en kwaad in het universum, die worden gesymboliseerd door het goede beest barong en de boosaardige heks Rangda. De grootste toeristische dansattractie van Bali is de kecak, die wordt uitgevoerd door soms wel honderd zingende heen en weer zwaaiende mannen.
Textielvormen
Kenners van textiel zullen beamen dat van alle landen ter wereld in Indonesië de grootste verscheidenheid aan traditionele textielvormen wordt aangetroffen. Elke van de etnische groepen in het land lijkt ooit een eigen traditie in het vervaardigen van stoffen te hebben gehad. De oostelijke eilanden kennen de ikats, Sumatra de songkets en op Java worden schitterende batiks vervaardigd. Het batik is niet weg te denken uit de hedendaagse Javaanse cultuur. Voor het maken van verfijnde batik is uitzonderlijk veel geduld nodig. Er moet geschetst worden, delen van de lap moeten met was behandeld worden, de doeken moeten verfbaden hebben, gewassen en gedroogd worden. Het verven en met was behandelen wordt net zo vaak herhaald als nodig is om het gewenste aantal kleuren te krijgen.
Ambachten
De ambachtelijke traditie is een van de weinige gemeenschappelijke kenmerken van de eilanden. De verscheidenheid is opnieuw even groot als het aantal culturen, van primitief houtsnijwerk tot prachtig geweven stoffen, rotan- en bamboeartikelen, gouden en zilveren sieraden en halskettingen van kaurischelpen. Traditionele schilderijen, krissen, dansmaskers, kamerschermen, wajangpoppen en muziekinstrumenten. Het zal niet moeilijk zijn hier enkele schitterende souvenirs te vinden.
naar het begin van de pagina